Arpeggione Sonata in a‑mineur

D821

Stel je een instrument voor dat gevormd en gestemd is als een zessnarige gitaar, met een hals als een basviool, bespeeld tussen de knieën en gestreken als een cello. Dergelijke hybriden leven zelden lang. Dit instrument, uitgevonden in 1823 en bekend als de arpeggione, wordt nu herinnerd door het enige grote werk dat ervoor gecomponeerd is: Schuberts Sonate voor arpeggione en piano uit november 1824. Een handvol arpeggiones overleeft, maar de sonate wordt nu bijna standaard gespeeld in aanpassingen voor cello of altviool. De drie delen duren in totaal ongeveer 25 minuten en bereiken een diepe emotionele resonantie, die misschien verrassend is voor zo’n intiem en vluchtig werk. Het openingsdeel benut het contrast tussen een klagend thema en optimistischere, energieke muziek. Het centrale ‘Adagio’ ontplooit een verrukkelijke melodie, die doet denken aan het langzame deel van Beethovens Symfonie nr. 2. Het slotdeel, een rondo, biedt de speler alle gelegenheid om de technische mogelijkheden van dit ongewone instrument te tonen.

Gerelateerde muziekstukken

Kies een land of regio

Afrika, Midden-Oosten en India

Azië, Stille Oceaan

Europa

Latijns-Amerika en het Caribisch gebied

Verenigde Staten en Canada