- KEUZE VAN DE REDACTIE
- 2008 · 4 tracks · 29 min.
Strijkkwartet in F‑majeur
Ravel schreef Strijkkwartet in F (1903) toen hij tegen de dertig was en zijn studie aan het Parijse conservatorium afrondde. Het werk zit zeer vernuftig in elkaar en wordt door velen gezien als zijn eerste meesterwerk. In Jeux d'eau, zijn werk voor onbegeleide piano uit 1901, had Ravel al zijn meesterschap over klankkleur en harmonie onderstreept. En in Pavane pour une infante défunte (‘Pavane voor een overleden (Spaanse) prinses)’, 1899) drukte hij zijn liefde voor Spanje uit middels een dans die de prinses uit de titel had kunnen dansen aan een Spaans hof. Deze elementen worden in Strijkkwartet in F met een nog diepgaandere visie uitgewerkt. Het stuk wordt vaak gekoppeld aan Debussy’s Strijkkwartet uit 1893. Beide componisten arrangeerden in de traditie van de laatromantiek hun vierdelige werken rondom cyclische thema’s. Muzikale ideeën keren aldoor terug en zorgen daarmee voor samenhangendere delen. Net zoals Debussy deed, verkent Ravel diverse modaliteiten en een brede reeks klankkleuren en texturen. Van begin tot eind bevat het werk genotvolle onderdelen, zoals de euforische lyriek van het eerste deel, de speelse ritmes van de pizzicato bespeelde strijkers in het levendige tweede deel, het sfeervolle derde deel dat de kwaliteiten heeft van een nocturne, en de krachtige exclamaties in de finale.