Johann Nepomuk Hummel

Johann Nepomuk Hummel kreeg van zijn zevende tot negende les van niet de minste leraar: Wolfgang Amadeus Mozart. De in 1778 te Wenen geboren Hummel trok op zijn tiende al door Europa voor een tournee. Na zijn terugkeer in Wenen raakte hij bevriend met Beethoven en in 1804 volgde hij Haydn op als kapelmeester aan het hof van vorst Esterházy. In de laatste pakweg 20 jaar van zijn leven was hij Kapelmeester in Weimar, dat zich mede dankzij hem ontwikkelde tot een belangrijk centrum voor moderne muziek en cultuur. In zijn werken speelt de piano vaak een centrale rol. Zijn oeuvre omvat onder meer tien concerten, kamerwerken, missen en opera’s, maar opvallend genoeg geen symfonieën. Zijn stijl berust op melodie en virtuositeit, waarmee hij de weg plaveide voor Liszt en het tijdperk van de romantiek. Zijn bekendste werk is het elegante Concert in E majeur uit 1804 voor trompet en orkest, dat direct een plek vond in het standaardrepertoire. Andere werken werden later herontdekt.