Contrabas
Over de contrabas
De contrabas is de grootste overlever uit de lange geschiedenis van de vioolfamilie, en ook nog eens een van de breedst omarmde instrumenten. Want naast de klassieke muziek heeft de contrabas ook een thuis gevonden in rockabilly, bluegrass, jazz en folk. Met de grootste variant van bijna twee meter lang is het instrument vaak langer dan de muzikant, die zittend of staand, plukkend of strijkend aan de dikke snaren de laagst mogelijke noten eruit haalt. De contrabassist in orkesten verlengt de laagste snaar vaak zelfs om nog eens een noot of vier lager te kunnen gaan. En grijpt de bassist naar de hogere noten, dan kan die concurreren met de cellist. De contrabas heeft een plek in veel soorten ensembles, waarin het een solide basis verschaft voor harmonieën en melodieën. Componisten als Giovanni Bottesini − zelf een virtuoos contrabassist − schreven concerten waarin de contrabas de show steelt. Anderen, zoals Franz Schubert en Felix Mendelssohn, gebruikten de contrabas om hun kamermuziek mee te completeren. Het grote publiek kent de contrabas vooral dankzij ‘Éléphant’ uit Le Carnaval des Animaux van Camille Saint-Saëns en uit The young person's guide to the orchestra van Benjamin Britten. En terwijl die oude favorieten nog altijd te horen zijn in concertzalen, blijven allerlei componisten én popmuzikanten innoveren op het acrobatische instrument.
