Trombone
Over de trombone
Ludwig van Beethoven noemde de trombone de ‘stem van God’, misschien deels dankzij het bereik, dat erg dicht bij het bereik van de menselijke stem ligt, maar ook vanwege de schoonheid en flexibiliteit. De trombone is uniek onder koperblazers vanwege het niet zo geheime wapen: de schuif. Waar de trompet, hoorn en tuba beperkt zijn tot de noten die de vaste lengtes van hun buizen mogelijk maken, stelt de schuif van de trombone de speler in staat om de lengte van de buizen continu aan te passen. Dit maakt de trombone een van de meest expressieve instrumenten in het orkest. De moderne trombone stamt af van de baroktrombone, vergelijkbaar qua uiterlijk en klank, die vaak werd gebruikt in de sacrale muziek en hofmuziek van de renaissance. In de daaropvolgende baroktijd schreven Johann Sebastian Bach en Georg Friedrich Händel ook voor de baroktrombone. Het instrument verscheen pas laat in het klassieke tijdperk weer in de standaardbezetting van het orkest, in Beethovens Symfonie nr. 5. Het geluid van de trombone is veelzijdig, van de luidkeelse kreet in Richard Wagners ‘Ritt der Walküren’ en de subtiele grandeur in een groot deel van Elgars orkestrale muziek, tot de op een koor gelijkende textuur van samenspelende trombones die Mahler dikwijls toepaste in zijn symfonieën.
