De viola da gamba en cello lijken op het eerste gezicht op elkaar. Toch behoren ze tot twee uiteenlopende kanten van de instrumentale stamboom. De gamba, die een toets met fretten bevat, ontstond in het Spanje van de 15e-eeuw. De cello maakt deel uit van de vioolfamilie en ontstond rond 1660.
Anja Lechner veegt die vaak verwarrende grenzen op dit prachtige album uit. Ze speelt haar recital van muziek voor cello en gamba op een moderne cello, maar gebruikt daarbij een barokke boog. Dat resulteert in een uniform geluid bij zowel werk van Abel en Hume voor gamba als Bachs cellosuites, zonder dat het inbreuk doet op de authenticiteit van de muziek.
Lechner begint het album met drie korte stukken van Tobias Hume, een 17e-eeuwse Schotse huursoldaat en parttime componist. Lechner profiteert van de bonte samenstelling van die stukken door in ‘A Question’ en ‘An Answer’ alle expressieve mogelijkheden te verkennen. ‘Harke, Harke’ bevat effecten die destijds als avant-gardistische fratsen zullen zijn beschouwd, zoals pizzicato (waarbij aan snaren wordt geplukt) en col legno (de snaren worden met het hout van de strijkstok bespeeld). Die technieken werden door Hume ontwikkeld.
Het stuk Arpeggio in d mineur van de Duitse componist Karl Friedrich Abel is opvallend modern. De harmonische progressie is bij tijd en wijle zeer onvoorspelbaar. Het daaropvolgende deel ‘Adagio’ is net zo expressief als de cellosuites van Bach, waarvan de eerste twee direct na Abels stuk volgen.
Het slot bestaat uit meer werken van Hume voor gamba. Na veertig minuten muziek van Bach heeft de ongedwongen lyriek van Humes stukken het effect van een frisse wind.