Dwarsfluit

Over de dwarsfluit

De dwarsfluit wordt in zijn meest basale vorm al duizenden jaren bespeeld. De moderne metalen dwarsfluit ontstond in de negentiende eeuw en kwam uit de koker van de Duitse fluitist en uitvinder Theobald Böhm. De voorloper van de dwarsfluit uit de renaissance, de traverso, was gemaakt van hout en had zes of zeven vingergaten, afhankelijk van de maker. Johann Sebastian Bach schreef een set van zes sonates voor dat instrument, Mozart componeerde twee concerten voor de dwarsfluit (waaronder een nieuw arrangement van een concert voor hobo), hoewel hij toegaf dat hij niet zo genoot van het geluid. In 1847 verkreeg Böhm een patent voor een revolutionaire metalen structuur met een nieuw kleppensysteem. Die versie verbreedde de technische mogelijkheden van de dwarsfluit. Een van de eerste grote solowerken voor de dwarsfluit was 'Syrinx' van Claude Debussy, uit 1913. Gedurende de eerste helft van de twintigste eeuw werd het instrument vooral in Frankrijk gezien als een belangrijk solo-instrument, met dezelfde status als de viool. Werken van onder meer Poulenc, Jolivet en Ibert behoren nog altijd tot het kernrepertoire van een professionele fluitist. Wil je een demonstratie horen van wat een moderne dwarsfluit zoal vermag, luister dan naar fluitsonates van Prokofjev, Lennox Berkeley en Chopins charmante Variaties op een thema van Rossini.